Bij het beschikbaar stellen van geld voor de N57 is uitgesproken dat de provincie niet meer zal meebetalen aan rijksprojecten. Niet onlogisch, gezien de veranderde financiële verhouding tussen rijk en provincies. Immers, provincies moeten maximaal inleveren naar ’s Rijks kas met als gevolg forse bezuinigingen. Bovendien is besloten dat onze provincie zich beperkt tot de zgn. kerntaken. GroenLinks ziet het geld liever gestort in het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel en stelde op 10 febr. jl. vragen; ziehier de antwoorden van GS.

Toelichting

Bij het beschikbaar stellen van een bijdrage voor de aanleg van de N57 van circa € 10 mln. is uitgesproken dat de provincie in het vervolg niet meer zal meebetalen aan rijksprojecten. Gelet op de inmiddels veranderde financiële verhouding tussen rijk en provincies is dit geen onlogische zaak. Immers, provincies moeten maximaal inleveren naar ’s Rijks kas met als gevolg forse bezuinigingen. Bovendien is besloten dat onze provincie zich beperkt tot de zgn. kerntaken.

Desondanks worden er bijdragen geraamd voor toekomstige rijksprojecten. Genoemd kunnen worden de afslag van de A58 bij Goes voor € 3,5 mln.; voor de zeesluis bij Terneuzen wordt een regionale bijdrage in het vooruitzicht gesteld. Los van het feit dat alles ook een regionaal belang kan dienen, horen rijkstaken bij het rijk.

Vragen

  1. Zijn er behoudens bovengenoemde rijksprojecten nog meer cofinancieringen richting rijk te verwachten?

    Uitgangspunt van ons college is om geen bijdragen vanuit de provincie te verstrekken voor het realiseren van Rijksprojecten. Dit behoort naar onze mening niet tot de kerntaken van de provincie. Van dit uitgangs-punt willen wij alleen in speciale gevallen afwijken. In de Najaarsnota bij de programma-begroting 2012 is een bedrag van € 3,6 miljoen in 2016 gereserveerd voor de realisering van een extra afslag A58 bij Goes om onder meer de bereikbaarheid van het ziekenhuis te verbeteren. Hiervoor wordt onderhandeld met onder meer de gemeente Goes en Rijkswaterstaat.

    Daarnaast wordt samen met Zeeland Seaports en de gemeente Terneuzen een regionale bijdrage voor de realisering van de Zeesluis bij Terneuzen verstrekt van € 10 miljoen. Hiervan komt € 2,5 miljoen ten laste van de provincie, € 6 miljoen ten laste van Zeeland Seaports en € 1,5 miljoen ten laste van de gemeente Terneuzen.
  2. Waarom zegt u, ondanks een eerdere toespeling dit niet te doen, toch uw medewerking toe aan de financiering van deze rijkstaken?

    Wij doen alleen voorstellen om af te wijken van bovengenoemd uitgangspunt, indien regionale belangen daartoe aanleiding geven.
  3. Moet uit deze spontane bijdragen aan het rijk worden afgeleid dat er nog voldoende ruimte in de begroting aanwezig is voor andere wensen?

    Zoals uit het in de Najaarsnota aangegeven meerjarenperspectief blijkt, is er slechts beperkte ruimte aanwezig voor het aangaan van nieuwe verplichtingen.
  4. Zo ja: hoe groot schat u die ruimte in?

    (Zie het antwoord op vraag 3.)
  5. U gaat op korte termijn voor pakweg een bedrag van € 5 mln. extra uitgeven. Hoe verhoudt zich die uitgaaf tot de door een deel van de Staten niet gewenste verhoging van de opcentenbelasting?

    De hiervoor genoemde uitgaven hebben geen relatie met de verhoging van de opcenten motorrijtuigenbelasting.
  6. Kunnen die bedragen niet beter in een ‘Westerscheldetunnel-fonds’ gestort worden, zodat de tunnel eerder tolvrij gemaakt kan worden?

    De dividenduitkeringen van de N.V. Westerscheldetunnel worden toegevoegd aan de reserve Sluiskiltunnel. De geraamde uitgaven in de programmabegroting 2013 en volgende jaren is gebaseerd op de prioriteitenstelling van het afgelopen jaar. Indien er financiële meevallers zijn worden deze toegevoegd aan de budgettaire ruimte, waaruit in volgende prioriteitenstellingen een nadere bestemming gegeven kan worden. Wij zijn vooralsnog niet van plan vanuit de beperkte budgettaire ruimte middelen beschikbaar te stellen voor het eerder tolvrij maken van de Westerscheldetunnel.
  7. Bent u bereid de Staten voor te stellen dan wel de mogelijkheid te onderzoeken een dergelijk fonds in te stellen en daarin geld te storten dat ‘spontaan’ over is?

    (Zie het antwoord op vraag 6.)