GroenLinks stelde op 8 mei jl. vragen over de mogelijke gevolgen van het 'eindarrest Wilnis'. Dit betreft de verantwoordelijkheid van waterschappen bij dijkdoorbraak. GS antwoorden o.m.: "Uit het arrest kan niet in zijn algemeenheid worden afgeleid dat de beheertaak voor waterkeringen bij waterschappen niet in goede handen zou zijn."

Toelichting

Het Gerechtshof Den Haag heeft op 6 mei jl. uitspraak gedaan in de zaak dijkdoorbraak Wilnis*.  Waterschappen reageren verheugd; gemeenten (burgers) draaien op voor de (enorme) schade. De uitspraak kan ook van belang zijn voor Zeeland - als dijkrijkste provincie - nu gebleken is dat waterschappen in deze beleidsvrijheid hebben inclusief de financiële middelen die hen daar voor ter beschikking staan.

In september 2013 dreigde een dijkdoorbraak bij camping Anna Friso te Kamperland. Rijkswaterstaat en het Waterschap Scheldestromen hebben toen overwogen of een deel van Noord-Beveland geëvacueerd moest worden, aldus de PZC van 10 september 2013. Ook toen erkende het waterschap geen enkele aansprakelijkheid dan wel verantwoordelijkheid. In geval van een ramp zou dat voor de gemeente Noord-Beveland mogelijk ernstige financiële gevolgen gehad kunnen hebben.

Vragen

  1. Bent u bekend met o.a. het artikel: “Inkadering van opstalaansprakelijkheid na arrest dijkdoorbraak Wilnis (…)” van het advocatenkantoor Kennedy Van der Laan**? Wat is uw opvatting daarover?

    Wij hebben kennis genomen van het door u aangehaalde artikel. Het artikel bevat een analyse van het arrest van de Hoge Raad met betrekking tot de doorbraak van de, op veen gelegen, waterkerende boezemkadedijk in Wilnis na langdurige droogte (2003) en de vraag of het waterschap als opstalhouder van deze dijk aansprakelijk is voor de schade.

    Na doorverwijzing door de Hoge Raad heeft het Gerechtshof Den Haag uitgesproken dat het betreffende waterschap niet beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven en naar de toenmalige stand van kennis niet bedacht behoefde te zijn op het risico van afschuiving van de kade onder zeer droge omstandigheden. Wij zijn van mening dat het artikel een heldere analyse bevat over factoren die een rol spelen bij de beoordeling of de waterkeringbeheerder op adequate wijze invulling geeft aan zijn beheertaak.
  2. Bent u bekend met de instemmende reactie van de Unie van Waterschappen over het arrest en wat is uw oordeel daarover t.a.v. de publieke taak van de waterschappen?

    Wij achten het aannemelijk dat de Unie van Waterschappen zich kan vinden in de einduitspraak. Uit het arrest volgt dat beheerders van waterkeringen moeten meebewegen met technische ontwikkelingen en inzichten, maar dat bij de reikwijdte van de beheertaak ook betekenis toekomt aan een zekere beleidsvrijheid en beperktheid van financiële middelen. Het eindarrest geeft duidelijk aan dat op beheerders van waterkeringen terdege verantwoordelijkheid rust uit hoofde van hun publieke taak. Uit het arrest kan niet in zijn algemeenheid worden afgeleid dat de beheertaak voor water-keringen bij waterschappen niet in goede handen zou zijn.
  3. Waterschappen positioneren zich met deze uitspraak nog eens nadrukkelijk als uitvoeringsorganisaties (punt). Hoe en door wie moet de publieke taak in geval van schade bij dijkdoorbraak behartigd worden?

    Waterschappen zijn op grond van de Waterschapswet en de Waterwet belast met de zorg voor de waterkeringen, behoudens voor de keringen die in beheer zijn bij het Rijk. Het waterschap draagt als beheerder zorg voor verplichte periodieke toetsing van de (stabiliteit van) primaire waterkeringen en rapporteert hierover aan het Rijk, die toezichthouder is op deze waterkeringen.

    Het waterschap draagt zorg voor inspectie, onderhoud en waar nodig versterking van waterkeringen. Bij dreigend gevaar, calamiteit of overstroming rust op het waterschap de zorg voor adequate en oplossingsgerichte noodmaatregelen, rekening houdend met het calamiteitenplan. Maatregelen in de sfeer van evacuaties e.d. vallen onder de taak en verantwoordelijkheid van de Veiligheidsregio.
  4. Wat kunnen de gevolgen zijn voor de burger (rechtsonzekerheid) en hoe is de verhouding met bijvoorbeeld verzekeringen? Molest en natuurrampen zijn in de meeste schadeverzekeringen uitgesloten.

    De einduitspraak heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de rechtszekerheid van de burger. Op de beheerders van waterkeringen rust de verantwoordelijkheid om adequaat invulling te geven aan hun zorgtaak. In zijn algemeenheid is schade ten gevolge van dijkdoorbraken sinds de watersnoodramp van 1953 bij het overgrote deel van Nederlandse verzekeraars onverzekerbaar. Dergelijke risico's worden door de verzekeringswereld over het algemeen te groot geacht.

    Wanneer de beheerder van een waterkering beneden de zorg van een goed beheerder blijft, dan zou daaruit, alle omstandigheden van een geval in aanmerking nemend, aansprakelijkheid van de beheerder voor schade kunnen volgen.
  5. Hoe oordeelt u in deze de verhoudingen tussen overheden, de maatregelen die burgers zelf kunnen/moeten nemen en de uiteindelijke positie van de burger enerzijds, tegenover anderzijds het arrest van het Gerechtshof Den Haag?

    Het eindarrest van het Gerechtshof benadrukt de verantwoordelijkheid die op de waterkeringbeheerder rust om zijn beheertaak als goed beheerder in te vullen. In een laag gelegen land als Nederland is de overheidszorg met betrekking tot preventie en bescherming tegen het risico van overstroming van groot belang.

    Een 100% garantie dat nooit een calamiteit zal plaatsvinden kan echter door de overheid niet worden gegeven. Een zeker maatschappelijk restrisico voor burgers en bedrijven zal dus nooit helemaal zijn uit te sluiten.
  6. Zijn de verantwoordelijkheden in het Zeeuwse goed op elkaar afgestemd en wie draagt welke lasten in geval van een ramp? Worden belangen van burgers (veiligheid tegen overstromen) en economische belangen gelijkelijk beoordeeld?

    Ja, de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de bij de zorg voor de waterkeringen betrokken overheden zijn in Zeeland helder en goed afgestemd. De vraag wie welke lasten draagt in geval van een ramp waar dan ook, is op voorhand in zijn algemeenheid niet te beantwoorden. Dit is immers afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval en de uitkomst van gericht onderzoek naar de oorzaak en wijze waarop door de water-keringbeheerder invulling is gegeven aan zijn beheertaak. De wijze waarop belangen van burgers en economische belangen worden meegewogen bij de herijking van de wette-lijke normstelling voor primaire waterkerin-gen, heeft landelijk de aandacht.
  7. Hebben de waterschappen inmiddels ingespeeld op het op peil brengen en houden van kennis in deze?

    Allereerst merken wij op dat het Rijk wettelijk toezichthouder is met betrekking tot de primaire waterkeringen. Verder kent Zeeland, anders dan de omstandigheden in het arrest Wilnis, geen permanent waterkerende, op veen gelegen kadedijken.

    Op basis van contacten met het Waterschap Scheldestromen hebben wij geen signalen dat daar niet voldoende kennis en deskundigheid aanwezig zou zijn om de beheertaak goed te kunnen uitoefenen.
  8. Is er naar uw mening sprake van een leemte in de wetgeving en wilt u de gevolgen van het eindarrest in IPO-verband aan de orde stellen en de Staten daarover informeren?

    Nee, naar ons oordeel is, mede gelet op de beantwoording van de voorgaande vragen, geen sprake van een leemte in de wetgeving. Zonder nadere wetgeving kunnen de beheerders van waterkeringen de overwegingen in het eindarrest rechtstreeks bij de invulling van hun beheertaak betrekken. Verdere acties in IPO-verband achten wij niet nodig.
*   http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2014:1…

** http://www.kvdl.nl/wp-content/uploads/2011/11/Aafke-Morssinkhof-en-Femk… ............................................................................................................................................