Statenlid Leen Harpe stelde op 11 maart jl. vragen n.a.v. de mail die de fractievoorzitters mochten ontvangen van de procesvoerders inzake de NAR-regeling. Wat opvalt, is dat het college ook in de rechtbankprocedure over de fiscale naheffing ‘een andere waarheid’ sprak - om het maar wat eufemistisch uit te drukken. Vandaag ontvingen we de antwoorden van GS:

[N.B. Zie ook de vragen van Leen d.d. 27 februari jl.]

Toelichting

De fractievoorzitters hebben een mail ontvangen van de procesvoerders inzake de NAR-regeling.  Onderbouwd door bijgevoegde stukken wordt gesteld dat:

“gedeputeerde Van Heukelom het personeel heeft gemeld dat de heren Verdult en Stalknecht gebruik maken van de NAR. Het college heeft dat nog herhaald in antwoorden op vragen van het statenlid Beekman. Zeer verrassend is het dat in het verweer van de provincie bij de rechtbank[i] wordt gesteld dat de heren Verdult en Stalknecht geen NAR overeenkomst hebben (…). Als dat inderdaad zo is dan is het duidelijk dat uw staten én het personeel opzettelijk foutief zijn ingelicht.” Uit bijgevoegde mail van de gedeputeerde blijkt dat genoemden hebben besloten wel gebruik te maken van de non-activiteitsregeling.

 

Vragen

  1. Kunt u aangeven of de provinciesecretaris en de directeur E&M ja dan nee gebruik hebben gemaakt van de NAR-regeling?

    Nee. Het vertrek van betrokkenen vindt zijn grondslag in individuele overeenkomsten. Die overeenkomsten zijn gesloten in de (tijd-)geest en in de strekking van de NAR. Omdat de overeenkomsten met betrokkenen al gesloten waren voordat de NAR was vastgesteld, zijn zij strikt formeel niet gebaseerd op de NAR.

  2. In het bevestigende geval, past dit, gelet op het gestelde in art 15[ii] van de regeling, binnen de werkingssfeer van die regeling?

    n.v.t.

  3. In het ontkennende geval, waarom schrijft de gedeputeerde dan dat genoemden wel gebruik hebben gemaakt van de non-activiteitsregeling.

    Omdat de vertrekovereenkomsten met betrokkenen zijn gesloten in de (tijd)geest en in de strekking van de NAR.

  4. Hoe is het mogelijk dat u in antwoord op art. 44 vragen van de heer Beekman bevestigt dat beide heren gebruik maken van de NAR-regeling en u dit voor de rechtbank ontkracht?

    Van een ontkrachting is geen sprake, wel van een precisering in die zin dat aan de rechtbank is aangegeven dat het ging om individuele overeenkomsten.

  5. Heeft u de Staten in deze steeds juist, tijdig en volledig geïnformeerd?

    Ja. Het presidium is destijds (vertrouwelijk) op de hoogte gebracht van de vertrekovereenkomst van 2 directeuren.

  6. De Non-activiteitsregeling is een aanvulling op het flankerend beleid van het Sociaal Statuut Zeeland 2007 en hangt daarmee ten nauwste samen. Deze regeling kent geen gouden handdruk. Waarom en op grond van welke bevoegdheid kregen de provinciesecretaris en de directeur E&M de 90% regeling dan aangeboden?

    Het uitkeringspercentage valt onder de overeengekomen geheimhouding. Wij laten ons daarom niet uit over de juistheid van het genoemde percentage. Op grond van art. 158 van de Provinciewet behoort het afsluiten van een vertrekregeling met (individuele) medewerkers tot de bevoegdheden van ons college.

 
[i] Verweerder stelt in de eerste plaats vast dat de Overeenkomsten die met de beide directeuren zijn gesloten niet hun grondslag vinden in de NAR. De tekst van de overeenkomst verwijst, in tegenstelling tot de overeenkomsten die zijn gesloten met de 155 andere medewerkers, niet naar de NAR. Ook dateren beide overeenkomsten van vóór de inwerkingtreding van de NAR. De NAR is immers vastgesteld door verweerder op 6 maart 2012, terwijl de Overeenkomsten met de directeuren dateren van 28 februari 2012.
[ii] In die gevallen, waarin deze regeling niet voorziet kan de werkgever in voorkomende gevallen een maatregel treffen die past in de geest van het sociaal statuut en deze regeling. Hij informeert daarover de ondernemingsraad.